maandag 10 augustus 2015

Berichten uit Oostende

In de hotelkamer mep ik de mug dood die uit de verluchtingskoker van de douche komt gevlogen. Ik vraag me af welke nationaliteit het bloed aan de muur heeft.

De suikerpot staat bij een koppel aan dezelfde lange ontbijttafel waar ik zit. Ik wacht even tot ik hoor welke taal ze spreken om de suikerpot te vragen. Ze staren het raam uit, maar kijken of spreken elkaar niet aan. Ik drink mijn vieze koffie bitter.

Een man haalt een glas veel te zoet fruitsap. Hij legt een lapje hesp op de rand van het glas. De geel-roze schikking ziet er vreemd uit. Er zijn geen wespen.

Er staat een nachtlampje naast het bed in mijn hotelkamer, maar hij doet het niet. Hij zit niet in het stopcontact. Onderzoek wijst uit dat het enige stopcontact in de badkamer is.

Het Ensorhuis bevat naast wat maskers, prullaria en enkele niet zo interessante etsen vooral slecht geprinte replica's van mans werk. Het is een discussie waard: doet dit huis hem eer aan?

Ik zit in een bootje met Gerard Herman op de vijver van het Leopoldpark. Hij draagt cut-up gedichten uit de Dag Allemaal voor. Eén gedicht gaat over een man die zich niet veel meer herinnert van een reis. Dat vind ik mooi. Rond ons zwemmen waterschildpadden.

In een leegstaand zwembad van een basisschool van Mariakerke speelt Uber-Ich van Michai Geysen. De humor en absurditeit doen me denken aan Alex d'electrique'. Theater waar ik van hou.

Op de trein naar en van Oostende zijn geen tafeltjes meer te bespeuren. Mijn schrijfplannen worden opgeborgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten